Over de Herijking Investeringsbesluit Buiksloterham (2019)
Groenvisie Buiksloterham: waarom participatie altijd beter kan en moet
In de periode maart-mei 2019 is door de gemeente Amsterdam een zogenoemde ‘co-creatie’-sessie georganiseerd waarin met bewoners gewerkt zou worden aan een gezamenlijke groenvisie voor de Buiksloterham. Begin maart en 9 april vonden de eerste twee sessies plaats. Na de sessie van 9 april zijn een aantal kritische kanttekeningen geplaatst.
Op 1 mei is daarom een bijeenkomst georganiseerd waarin betrokken burgers een aantal zaken extra onder de loep hebben genomen. Voor deze sessie zijn alle burgers uitgenodigd. Met 15 mensen hebben we op 1 mei een avond besteed. Een aantal mensen heeft de normen, uitgangspunten en onderliggende beleidsstukken geanalyseerd.
Het resultaat daarvan is dat er grote zorgen zijn over de vraag of er wel voldoende ruimte is voor groen als het woningaantal c.q. het toegestane aantal m2 BVO wonen zo fors wordt opgeschroefd. Deze zorgen zijn herhaaldelijk uitgesproken, ook al in maart en april, maar er wordt geen duidelijk antwoord op gegeven.
De uitgangspunten kloppen niet
De geïsoleerde vraag ‘of er voldoende groen is’ is een onzinnige vraag als die niet in samenhang wordt bekeken. Het gaat mis omdat bij het maken van het HIB het net lijkt alsof het oude IB’07 wordt genegeerd als dat zo uitkomt.
In het proces van Herijking Investeringsbesluit (HIB) wordt structureel voorbij gegaan aan het gegeven dat in de nieuwe plankaart totaal andere doelstellingen staan vermeld dan in het – nog steeds van kracht zijnde! – InvesteringsBesluit 2007. Onder andere het uitgangspunt dat het in grote delen van het gebied primair een werkgebied moet blijven, dat lage FSI’s worden ingezet als instrument om dat te handhaven en dat er verschillende mengvormen van wonen en weken worden gemaakt (lees maar na) lijkt te worden weggevaagd met Koers 2025 als spreekwoordelijke ‘bezem’.
Het kan best zo zijn dat die doelstellingen wijzigen, maar het feit dat alles wat niet goed uitkomt niet eens genoemd wordt geeft ons niet het vertrouwen dat de oorspronkelijke uitgangspunten van het IB’07 zorgvuldig ‘herijkt’ zullen worden in het nieuwe HIB. Herijken klinkt als ‘heroverwegen’ maar als je het er niet meer over hebt of net doet alsof dat allemaal niet vastligt tot op de dag van vandaag: …?
Het primaire uitgangspunt zou moeten zijn dat je kijkt wat er in 2007 is afgesproken. Als je wil afwijken van wat er in 2007 is afgesproken moet je daarover in gesprek met de partijen die al in het gebied aanwezig zijn: zowel met de gebruikers als met de eigenaren en ontwikkelaars.
De aandacht wordt afgeleid
Het te Herijken Investeringsbesluit wordt niet herijkt omdat het groen zo hoog op de politieke agenda staat, maar omdat het woningaantal verdubbeld moet worden van 4.000 naar 8.000.
In de Buurtvisiebijeenkomsten is gebleken dat het ontbreken van groen als grootste zorg werd ervaren, ook al binnen de toetsingskaders van een gemiddelde FSI van 2,0 en een totaal te maken BVO van 1 miljoen m2 BVO. Er is vastgesteld dat binnen de oude toetsingskaders onvoldoende instrumenten zijn om te handhaven op kwaliteit en dat het erg makkelijk is om af te wijken van de schaarse regels die er zijn. Het groen is kind van de rekening: een vreemde gewaarwording in een Circulaire wijk.
Als gevolg van Koers 2025 wordt in de Buiksloterham nu ingezet op een verdubbeling van het woningaantal. Dat aantal wordt als een voldongen feit gepresenteerd. Een discussie daarover wordt vermeden. Vragen over hoe dat dan nu wel wordt gereguleerd worden afgehouden. Na lang doorvragen blijkt dat het HIB zal leiden tot een praktijk waarin de toetsingskaders nog verder worden opgerekt. Het oude bestemmingsplan blijft van kracht maar als je plan enigszins past binnen het HIB dan mag je ervan afwijken.
Dat is dus hetzelfde toetsingskader als gold voor Kavel 14: als de gemeente de beloftes van de ontwikkelaar mooi genoeg vindt mag er worden afgeweken van het bestemmingsplan. De buren hebben het nakijken.
In plaat van te benoemen dat dit een zorgwekkend gegeven is wordt een bijeenkomst georganiseerd waarop het woningaantal als vaststaand feit wordt gepresenteerd, met als gevolg dat we het dan maar moeten doen met de beperkte hoeveelheid groen die dan nog mogelijk is, en dat we met zijn allen moeten zoeken naar zoveel mogelijk groen, zonder dat vastligt welke hoeveelheid grond daarvoor is gereserveerd en waar die dan ligt.
Riek Bakker zei ooit over de Kop van Zuid: ”Wat je tekent krijg je”. In 2019 kunnen we parafraseren: “Wat je niet rekent, krijg je ook niet.”
Twee voorbeelden
1. Door ons voor te spiegelen dat we ter compensatie mooie groene lanen krijgen wordt ons een sigaar uit eigen doos gepresenteerd want die zouden er in 2007 al komen. Sterker nog: van de 70 bomen die er in 2007 op de Asterweg getekend stonden worden er 20 gemaakt.
Terwijl je eigenlijk juist het woningaantal zou moeten verdubbelen naar 140. Er worden ons dus 120 bomen door de neus geboord, alleen al op de Asterweg.
2. Er wordt een oeverpark gemaakt en dat is 64.000m2 groot. In het IB2007 stond ook al een oeverpark getekend dit is in het EP’15 kwantificeerbaar en verifieergemaakt en is 41.071m2 groot.
Participatie is moeizaam
Onder participatie verstaan wij: dat de burgers de kans krijgen om invloed uit te oefenen op de ontwikkeling van de wijk.
Deze door politici veel aangehaalde ‘samenwerking’ tussen overheid en burgers hebben we nu een paar keer voorbij zien komen. Wij hebben dit ervaren als een moeizaam proces. Wat ons vooral opvalt is, hoe moeilijk het is om betrokkenheid van individuele burgers om te zetten in een duurzame samenwerkingsvorm waarin gebruik wordt gemaakt van de energie en de ideeën die er leven.
In plaats daarvan worden onze voorstellen voor participatie afgehouden onder het mom dat we niet namens iedereen kunnen en mogen spreken. Hoezo? Weet u wel hoe zorgvuldig wij ons proces wat dat betreft inrichten?
Door de legitimiteit van ‘onze’ vorm van participatie in twijfel te trekken worden kritische vragen daarmee kaltgestellt; uitnodigingen om in gesprek te gaan over betere participatievormen worden afgehouden. Dit is geen duurzame oplossing. Op de korte termijn denk je er misschien even ‘van af te zijn’ maar op de lange termijn zullen wij dit punt blijven herhalen. En elke keer dat we worden afgewezen zullen we iets duidelijker vertellen wat we denken over de informatieavonden van de gemeente die zij participatieavonden noemt.
Fact checking
Terug naar de Groenvisie. Wij willen graag het recht van spreken als het gaat om de vraag: wat zijn eigenlijk de feiten waar het over gaat? Mogen we die zien? Mogen we die controleren? Als het allemaal klopt, dan is dat alleen maar positief want dan wordt bevestigd dat de overheid haar rol naar behoren uitvoert. En als het niet klopt, dan zou je als organisatie blij moeten zijn dat er mensen zijn die je wijzen op zaken die beter kunnen of beter moeten. Op zowel de korte als de lange termijn wordt elke organisatie daar beter van.
Wat wij hebben gedaan is, zoals eerder aangegeven, een zorgvuldige vergelijking van de uitgangspunten van het IB’07 (4000 woningen) met de uitgangspunten van nu (8000 woningen en/of 1.200.000m2 BVO wonen).
Hoe dan wel
Wij, de burgers van de BSH zijn al een paar jaar bezig met initiatieven om – in onze ogen – zinvolle participatie van de grond te krijgen. We steken daar als buurtbewoners veel tijd in en hebben onder andere in 2017-2018 een aantal Buurtvisie-bijeenkomsten georganiseerd. Onze bijdrage is structureel positief en open voor iedereen.
Wij erkennen dat de gemeente haar eigen processen heeft en dat het niet mogelijk of wenselijk is dat burgers de rol van de overheid overnemen. Wel kunnen wij -bottom-up- bijdragen leveren die het proces van de overheid kunnen verbeteren. Bottom up betekent onder andere dat burgers hun eigen zorgen en verwachtingen zelf kunnen verwoorden (en dat dat niet voor hun gedaan wordt).
Vervolgens moeten we elkaar opzoeken op basis van de vraag : “Wat willen we bereiken?” en “Hoe kunnen we samenwerken om een zo goed mogelijke wijk te creëren?”
Uitgangspunten en toetsingskaders
In de groenvisie-bijeenkomsten is vooral ingezoomd op ruimtelijke oplossingen en is gezegd dat uitgangspunten en toetsingskaders niet ter discussie mogen worden gesteld. In Amsterdam is geen gebrek aan ruimtelijke verbeeldingskracht, niet bij bewoners, niet bij bedrijven en ook niet bij de overheid of de door haar ingehuurde landschapsarchitect. Het gaat mis op 2 uitgangspunten, voorafgaand aan het praten over een ruimtelijke oplossing.
In de eerste plaats is het onduidelijk of er überhaupt grond beschikbaar is voor die ruimtelijke oplossingen. Als op geen enkele manier wordt geverifieerd of die grond er is dan ben je een heleboel teleurstellingen aan het creëren. Want:
- in het IB’07 en het Exploitatieplan 2015 is er op een totaal van 102,8 ha plangebied 4,8ha openbaar groen beschikbaar.
- Volgens de Referentienormen zoals in januari 2018 door de Gemeenteraad vastgesteld is er voor 500.000m2 werken en 8.000 woningen 17.8ha openbaar groen nodig: 5ha voor het werken en 12,8ha voor het wonen (er ontbreekt dus 13 hectare grond).
- volgens de World Health Organization (WHO) is de minimum norm 9m2 per inwoner. Dan zouden er dus 14.222 mensen in de BSH mogen wonen en werken.
- Volgens wat ons verteld is gaat de verhouding wonen-werken van 50%-50% naar 70%-30%, waarbij het totale oppervlak aan werken gelijk blijft. Als we dat doorrekenen dan is er dus 500.000m2 werken toegestaan (30%) en 1.166.666m2 wonen (70%).
- In 2007 waren er 4000 woningen voorzien op 500.000m2 BVO. Dat is 125m2 BVO per woning.
- In 2019 wordt gesproken over 8000 woningen op 1.1666.666m2 BVO. Dat is 147m2 per woning. Dat is merkwaardig, want we weten allemaal dat de woningen in Amsterdam niet groter worden maar juist kleiner (een middeldure huurwoning in de Buiksloterham is om financiële redenen precies 42m2 groot). Ook in de sociale huur is er een tendens naar kleinere woningen in plaats van andersom.
- Stel (globaal) dat we aannemen dat de woninggroottes afnemen en we hanteren 100m2/woning i.p.v. 125m2/woning zoals in 2007 werd aangenomen. Dan zou er op 1.166.666m2 BVO dus 11.666 woningen passen.
- De gevraagde hoeveelheid openbaar groen neemt dan toe tot 21,0 hectare, precies 16 hectare meer dan er volgens de ons bekende gegevens beschikbaar is.
- Wij willen graag een antwoord op de vraag waar deze ontbrekende grond vandaan wordt gehaald.
Kortom: hier komen zoveel vragen bovendrijven dat het merkwaardig is dat de vraag om de openbare ruimte kaart zoals getekend door Delva te ontvangen met nee wordt beantwoord.
Ten tweede is in de afgelopen 10 jaar gebleken dat er enorme verschillen bestaan tussen de manier waarop gemeentelijke kavels (30% plangebied) worden ontwikkeld (torenhoge ambities met tendercriteria over circulariteit) en de particuliere kavels (70% plangebied), waar alleen het bestemmingsplan geldt (wat vervolgens ook kan worden opgerekt). In de beeldvorming wordt vooral gewezen naar de gemeentelijke kavels. Wij waarderen het enorm dat iedereen bij de gemeente zo hard zijn best doet om dat voor 30% van het plangebied voor elkaar te krijgen. Maar we weten dat het voor 70% van het gebied maar de vraag is of dat na het HIB wel goed geregeld gaat zijn.
Dat is van belang want als we het hebben over een ‘Groene Buiksloterham’ dan zouden er ook op de kavels veel meer eisen gesteld moeten worden aan groen, aan rainproof, aan luchtkwaliteit, aan het vermijden van Urban Heat Islands. En als we doorgaan op de oude weg dan is juist dat wat er gemaakt gaat worden. Kijk de Toetsingskaders er maar op na.
Tijdens de co-creatie-sessies hebben we daarom ook gevraagd naar de te ontwikkelen spelregels in het gebied. Hier is geen antwoord op gegeven. In een persoonlijk gesprek is wel aangegeven dat dit op een later moment wel mogelijk is.
Maar als we niet oppassen gaan we hierover pas aan tafel nadat het HIB is ingevuld. We zien dat op ons afkomen en trekken daarom aan de bel. Dat is niet wat we moeten willen met elkaar. En we willen hierover in gesprek met zowel de politiek als met de ambtelijke organisatie.
Een laatste opmerking. Het proces van de overheid kan vooral worden verbeterd door het te hebben over de manier waarop toetsingskaders in de Buiksloterham de afgelopen 10 jaar tekort zijn geschoten. In plaats van die kritiek te framen als ‘wantrouwen’ (en dus als iets wat er niet zou mogen zijn) zou de overheid met burgers die er 10 jaar ervaring mee hebben in gesprek kunnen over de vraag: “hoe stimuleren en beschermen we ‘het goede’?” en “hoe voorkomen we dat wat we niet willen toch gebeurt?”. Het is net als met een juridisch contract: je hoeft eigenlijk nooit op te schrijven wat je wilt doen als je het met elkaar eens bent. Als het niet goed gaat: wat doe je dan?